door Johny Lenaerts
Ecologie is meer dan ooit een laagje vernis van een goed geweten waar de politieke klasse graag mee uitpakt. Maar de cultus van de groei blijft overeind en de vernietiging van de natuur wordt aan een razend tempo voortgezet…. Serge Latouche is een van de belangrijkste theoretici van de ‘décroissance’ (‘degrowth’ of ‘ontgroei’) in Frankrijk. Op 78-jarige leeftijd pleit deze emeritus hoogleraar in de economie voor een alternatieve maatschappij die niet langer gebaseerd is op de overconsumptie en op de onbegrensde groei.
Een maatschappelijk project
De term ‘décroissance’ (Frans voor ‘degrowth’) werd voor de eerste keer in 1972 gebruikt door de Franse intellectueel André Gorz. Gorz wierp de vraag op of het evenwicht van de aarde verenigbaar is met het overleven van het kapitalistisch systeem. Een paar jaar later bepleitte André Gorz nadrukkelijk ‘degrowth’ in zijn boek Ecologie en Vrijheid, waar hij schreef: ‘Slechts één econoom, Nicholas Georgescu-Roegen, had het gezond verstand erop te wijzen dat, zelfs bij een nulgroei, het voortgezet gebruik van schaarse middelen onvermijdelijk zal leiden tot het volledig uitputten ervan. Het punt is niet om ervan af te zien om meer en meer te verbruiken, maar juist om minder en minder te verbruiken – en er is geen andere manier om de beschikbare reserves te bewaren voor toekomstige generaties. Dit is waar ecologisch realisme over gaat.’
Als beweging van activisten ontstond ‘degrowth’ in de vroege jaren 2000 in het kielzog van protesten voor autovrije steden, gezamenlijke maaltijden op straat, voedselcoöperaties en campagnes tegen reclame. Vanuit Frankrijk breidde de beweging zich uit, het werd een slogan van groenen en andersglobalisten.
Aanvankelijk was de term ’degrowth’ geen concept, en in elk geval niet het tegendeel van groei. Het was in eerste instantie een provocerende politieke slogan die vooral de bedoeling had ons aan het denken te zetten over de grenzen van de groei. ‘Degrowth’ betekent evenmin recessie als negatieve groei. Het woord dient dus volgens Serge Latouche niet letterlijk opgevat te worden; ontgroei omwille van de ontgroei zou even absurd zijn dan groei omwille van de groei. De aanhangers van de ‘degrowth’ beogen de groei van de levenskwaliteit, van de lucht, van het water en van vele andere dingen die door de groei omwille van de groei vernietigd werden. Ze willen komaf maken met de religie van de vooruitgang en de ontwikkeling. Ze benadrukken de noodzaak van een breuk met een groeimaatschappij, om te komen tot een beschaving van sobere overvloed.
Het ‘degrowth’-project beoogt volgens Serge Latouche niet een andere groei, noch een andere ontwikkeling (een duurzame, sociale, solidaire, etc. ontwikkeling) maar de uitbouw van een andere samenleving, een samenleving van sobere overvloed, een samenleving van ‘postgroei’ (een term die in Duitsland gebruikt wordt door Niko Paech) of een ‘welvaart zonder groei’ (uitdrukking van de Engelse economist Tim Jackson). M.a.w., het is niet louter een economisch project, het beoogt dus niet louter een andere economie (en daarom is de vertaling als ‘krimpeconomie’ ontoereikend), maar het is een maatschappelijk project dat de uitstap uit de economie als realiteit en als imperialistisch vertoog impliceert. De term ‘degrowth’ refereert dus naar een project voor een complexe alternatieve maatschappij die veeleer gebaseerd is op kwaliteit dan op kwantiteit, op samenwerking in plaats van op competitie, op een mensheid die sociale gerechtigheid hoog in haar vaandel schrijft.
Absurdistan
De groeimaatschappij is volgens Serge Latouche het product van een kapitalistisch systeem, en deze is volgens hem gebaseerd op een drievoudige onbegrensdheid: onbegrensdheid van de productie, en dus van de vernietiging van vernieuwbare en van niet vernieuwbare natuurbronnen, onbegrensdheid van de consumptie, en dus van de creatie van steeds meer artificiële en overbodige nieuwe behoeften, en vooral onbegrensdheid van de productie van afval, en dus van lucht-, water- en bodemverontreiniging. Deze drie facetten van milieuvervuiling hebben duidelijk rampzalige gevolgen, denken we maar aan de klimaatverwarming, de woestijnvorming en de talrijke ‘beschavingsziekten’.
De onbegrendsheid huist dus in het hart van de moderniteit. Ze is van geografische, politieke, culturele, ecologische, wetenschappelijke en – op de eerste plaats – ethische aard. Maar al deze vormen convergeren uiteindelijk in de economische mateloosheid. De moderne maatschappij is dus volgens Serge Latouche, in tegenstelling tot het emancipatorisch project van de verlichtingsfilosofen, de meest heteronome maatschappij van de menselijke geschiedenis geworden en wordt onderworpen aan de dictatuur van de financiële markten en van de ‘onzichtbare hand’ van de economie, alsook aan de wetten van de ‘technowetenschap’. Zodanig zelfs dat de artificialisering van de wereld de identiteit zelf van de mens dreigt te compromitteren.
We verkeren in groot gevaar, zo stelt Serge Latouche, want onze economische supergroei komt meer en meer in botsing met de eindigheid van de biosfeer. De regeneratieve capaciteit van de aarde kan de vraag niet meer volgen: de mens transformeert de hulpbronnen tot afval, veel sneller dan de natuur deze afval tot nieuwe hulpbronnen kan transformeren. Indien heel de wereld ons levensniveau zou aanhouden, dan zouden we drie planeten nodig hebben. En zes om aan het levensniveau van onze Amerikaanse vrienden te voldoen.
De groeimaatschappij is volgens Serge Latouche omwille van drie redenen niet wenselijk: ze veroorzaakt een steeds grotere ongelijkheid en onrechtvaardigheid, ze creëert een grotendeels bedrieglijk welzijn, ze creëert zelfs niet voor de ‘welgestelden’ een aangename omgeving maar vormt veeleer een ‘anti-maatschappij’ of een ‘uiteengevallen maatschappij’, die door haar rijkdom ziek geworden is.
Transitie
De groeimaatschappij berust op de economische oorlog, een oorlog van allen tegen allen, en van iedereen tegen de natuur. Men begrijpt zeer goed dat dit ons recht door de muur van de grenzen van de planeet voert, waarbij het sociale weefsel vernietigd wordt. Het is volgens Serge Latouche duidelijk dat er in de maatschappij iets meer altruïsme, een beetje meer samenwerking moet geïntroduceerd worden, en dat onze relatie met de natuur radicaal dient te veranderen. We zouden ons moeten gedragen als een goede tuinier en niet als een roofdier. De keuze voor een andere persoonlijke ethiek, zoals de vrijwillige soberheid, kan ongetwijfeld de tendens naar de milieuvernietiging keren en de denkbeeldige basis van het systeem ondermijnen, maar zonder een radicale kritiek van dit systeem dreigt de verandering erg beperkt te blijven. In feite is er volgens Serge Latouche een ware antropologische transformatie nodig: men dient zich niet langer als een geïsoleerd individu te beschouwen maar als iemand die voortdurend ondergedompeld is in een maatschappelijke en zelfs in een kosmische samenhang.
Als we in het Noorden onze ecologische voetafdruk dienen te verkleinen, dan is dit volgens Serge Latouche ook nodig om de landen van het Zuiden wat meer ademruimte te geven, de kans om iets meer te consumeren en een beetje beter te kunnen leven. Voor de landen van het Zuiden is de ‘degrowth’ van de ecologische voetafdruk (of van het BBP) niet noodzakelijk of wenselijk, maar daaruit zou men niet mogen concluderen dat men er een groeimaatschappij moet uitbouwen of dat men er niet zou moeten uitstappen indien men er reeds in binnengetreden is.
Wil men uit de impasse van de groeimaatschappij treden, dan dient men uiteraard wegen te vinden om een andere wereld uit te bouwen, een wereld van vrijwillige eenvoud en sobere overvloed. Het ‘degrowth’-project is dus noodzakelijkerwijs het project van een transitie tussen twee werelden. Het ‘degrowth’-project is niet het alleenzaligmakende alternatief maar een model voor alternatieven voor het geglobaliseerde kapitalisme, dat het menselijk avontuur heropent naar een veelvoud van bestemmingen en naar creativiteit, waarbij het gewicht van het economisch ‘totalitarisme’ afgezwakt wordt.
Daaruit volgt dat een maatschappij van ‘welvaart zonder groei’ niet overal op dezelfde manier kan ingesteld worden: in Europa zal dit op een andere manier verlopen dan in Afrika of in Latijns-Amerika. Men kan dus geen blauwdruk leveren van een maatschappij van ‘degrowth’, temeer omdat een vooraf uitgewerkt politiek systeem zou leiden naar nieuwe impasses en contradicties.
De verwerkelijking van het project van een maatschappij van sobere overvloed loopt volgens Serge Latouche vooral via een mentale revolutie – en niet via een politieke machtsovername. Het gaat er volgens hem om de denkwereld te dekoloniseren. Deze dekolonisering van de denkwereld bepaalt het bestaan van een brede opiniebeweging die in staat zou moeten zijn op een tastbare manier druk uit te oefenen op het bestuursapparaat en uiteindelijk haar op te heffen in de utopie van een directe democratie. Serge Latouche stelt zijn hoop in allerhande initiatieven waardoor de burgers terug greep op hun dagelijks leven kunnen krijgen. Een ecologisch en democratisch socialisme zou enkel maar gerealiseerd kunnen worden op een menselijke schaal. Serge Latouche verwijst in dit verband naar Murray Bookchin, Amerikaans pionier van de sociale ecologie.
De verwerkelijking van de ‘degrowth’-maatschappij werpt de vraag op van de herbetovering van de wereld. Dichters, schilders en allerlei estheten, kortom, alle specialisten van het nutteloze, van het kosteloze, van de droom zouden er hun plaats in moeten vinden, want het esthetisch genot is een belangrijk aspect van wat de Fransen joie de vivre noemen: levensvreugde. En daar gaat het toch om.
Verder lezen:
Serge Latouche, ‘La Décroissance’, Parijs: Que sais-je?, 2019;
Serge Latouche, ‘De grote transitie van degrowth’, in Buiten de Orde, 4/2018;
André Gorz, ‘De markt voorbij. Voor een hedendaagse politieke ecologie’, Leuven, 2011;
Murray Bookchin, ‘Sociale ecologie en politiek’, Utrecht: Kelderuitgeverij, 2018;
Michael Löwy, ‘Herbetovering van de wereld. Romantische wortels van linkse denkers’, Leuven, 2013.