ANARCHAFEMINISME EN JODENDOM. Enkele vragen

Een tekst van Birgit Seemann, vertaald door Johny Lenaerts.

Uit: Amedeo Bertolo (ed.), ‘Juifs et anarchistes’, Paris-Tel Aviv: Editions de l’éclat, 2008.

Dit artikel exploreert een nog onbekende wereld: de relatie tussen anarchisme, feminisme en Jodendom, en roept enkele vragen op vanuit drie korte portretten van Joodse militanten. Enkele voorafgaandelijke opmerkingen.

Anarchisme en feminisme

De Europese en Amerikaanse anarchistische en anarchosyndicalistische bewegingen waren en worden nog steeds gedomineerd door mannen. Hun theorieën en hun praktijken werden voornamelijk gevormd door – blanke – mannen: Bakoenin, Kropotkin, Malatesta, Durruti, Landauer, Rocker. Tot op de dag van vandaag heeft het anarchisme vooral de hiërarchieën in de publieke sfeer geviseerd, zoals de staat en de regering, alsook de productiesfeer, maar nauwelijks de privésfeer en de reproductiesfeer, die men dikwijls beschouwde als iets dat buiten de politiek zou staan. Lange tijd werd de onderdrukking van de vrouw door de man en de onderdrukking van de kinderen in het patriarchale gezin verdoezeld achter publieke vormen van hiërarchie en ongelijkheid.

In de geschiedenis en in de huidige tijd kan het feminisme beschouwd worden als de enige sociale beweging die zijn oorsprong vindt in de specifieke problemen, de behoeften, de belangen, de objectieven en de perspectieven die geformuleerd worden door de vrouwen en de jonge meisjes in patriarchale maatschappijen. Anderzijds is en blijft de feministische beweging gedomineerd door de ‘staatsfeministes’, die in de staat een partner zien die de erkenning van de rechten van de vrouw en de gelijkheid tussen de geslachten kan doordrukken; de liberale feministen willen deelnemen aan de instellingen van de kapitalistische maatschappij, de socialisten willen de staat hervormen. Slechts een minderheid van de feministen herkent zich in de anti-etatistische, libertaire of anarchistische stroming.

Anarchisme en Jodendom

Laten we eerst een evidentie in herinnering brengen: het historische anarchisme heeft zich als seculiere beweging ontwikkeld in de strijd tegen de godsdienst. Terzelfder tijd hebben de meeste anarchisten een religieuze opvoeding genoten (een christelijke of een joodse). Volgens mij zijn de levens van anarchisten, socialisten en feministen van Joodse oorsprong beïnvloed door twee versies van hun persoonlijke ervaringen: op de eerste plaats, die van de ‘Joodse identiteit’ of van het ‘Jodendom’, dat gepaard gaat met een verwijdering van het Jodendom op het moment dat men zijn zelf vormt; op de tweede plaats, de heteronome invloed van het christelijke antijudaïsme en van het antisemitisch racisme alsook van het linkse antisemitisme. Terwijl het antisemitisme elke persoon van Joodse afkomst – vrouw, man of kind – als lid van een collectiviteit viseerde en viseert, vertegenwoordigde en vertegenwoordigt het Joods-zijn de individuele relatie tegenover het Jodendom. We willen er de aandacht op vestigen dat de confessionele verschillen talrijk zijn en zeer groot. In het begin van de twintigste eeuw onderhielden de traditionalistische orthodoxe Joden vriendschappelijke relaties met Joden die geopteerd hadden voor het zionisme of die geassimileerde liberalen geworden waren, terwijl nog andere zich bekeerd hadden tot het christendom of atheïstische socialisten geworden waren. Ik ben van mening dat de anarchistische en anarchafeministische standpunten van militanten van Joodse afkomst ook bepaald werden door hun Joodse achtergrond en door het antisemitisme. In korte portretjes van Emma Goldman, Milly Witkop-Rocker en Hedwig Landauer-Lachman wil ik diverse Joodse interpretaties en hun invloed op het anarchisme en het anarchafeminisme voorleggen.

Enkele levensverhalen

Op het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw hebben vele Joodse vrouwen gemiliteerd in anarchistische en anarchosyndicalistische bewegingen in Europa en de Verenigde Staten. De meeste van hen waren afkomstig uit Oost-Europa, waar de Joden het slachtoffer waren van politieke, economische en culturele onderdrukking. Vele Joodse jonge vrouwen verlieten Rusland en de Baltische staten om betere levensomstandigheden in het Westen te gaan zoeken.

Emma Goldman was geboren in 1869 in Kovn (Litouwen) in een Joods gezin. Ze groeide op in de Joodse wijk en werd niet enkel geconfronteerd met de armoede en het antisemitisme maar ook met de absolute autoriteit van haar vader en de passiviteit van haar moeder. Vanaf haar kindertijd nam Emma afstand van het Jodendom en werd ze de rebel die ze heel haar leven zou blijven, en bestreed ze elke vorm van religieuze onderdrukking. ‘Sedert de eerste herinneringen aan mijn kindertijd in Rusland, ben ik in opstand gekomen tegen de orthodoxie in al zijn vormen. Ik kon het niet verdragen dat mijn ouders zich hardvochtig tegenover mij of tegenover het personeel gedroegen. […] Ik was verontwaardigd toen ik ontdekte dat een liefdesrelatie tussen jongeren van Joodse afkomst en jongeren van niet-Joodse afkomst beschouwd werd als de grootst mogelijke misdaad, en de geboorte van een illegitiem kind als het bewijs van de ‘grootste immoraliteit’ (1). Ze bracht enkele jaren bij haar grootmoeder in Köningsberg door, in Oost-Pruisen, voordat ze terug bij haar ouders ging wonen. Haar familie zou naar Sint-Petersburg verhuizen, waar Emma als jong meisje in contact kwam met revolutionaire socialistische studenten. Om aan de gevangenis van de miserie, van het antisemitisme en van de patriarchale autoriteit te ontsnappen, emigreerde ze in de winter van 1885 naar de Verenigde Staten. Daar sloot ze zich aan bij de anarchistische arbeidersbeweging, die vooral bestond uit arme immigranten uit Oost- en Zuid-Europa, net zoals zij. Ze werd spoedig niet enkel de meest bekende anarchistische vrouw, maar ook een pionier van het anarchafeminisme, want ze had al snel vastgesteld dat de anarchistische mannen evenmin de fallocratie overwonnen hadden. Emma Goldman ‘slaagde erin een feministische dimensie aan het anarchisme en een libertaire dimensie aan het begrip emancipatie van de vrouw te geven’ (2). ‘Rode Emma’ stierf in 1940 in Toronto.

Emma Goldman

Milly Witkop was geboren in 1877 en bracht haar jeugd door in het getto van Slotopol in Oekraïne. In 1894 vertrok ze in haar eentje naar Engeland; enkele jaren later zouden haar ouders en haar zussen haar volgen. Maar ze had enkel maar een klein getto ingewisseld voor een groter. Vele Joodse immigranten uit Oost-Europa woonden in Londen in de armoewijk East End, gescheiden van de Engelse niet-Joden. De meeste van hen gaven de Joodse tradities op, maar Milly Witkop zou altijd weigeren zich in de kapitalistische maatschappij te assimileren: ‘Toen ze in engeland aankwam was ze diep religieus,’ schreef Rudolf Rocker (3). ‘[…] In de jammerlijk beroemde sweatshops van het grote getto waar ze haar brood moest verdienen, moest men zelfs zonodig op de sabbat werken, en men ging ook in verlerlei andere opzichten tegen de principes van de joodse godsdienst in. Het jonge meisje kwam in opstand, trotseerde de orde, en verloor haar werk.’ Daarop brak ze met het orthodoxe Jodendom en nam ze deel aan de oprichting van de Joodse revolutionaire socialistische beweging in Engeland. Door haar ontmoeting met de niet-Joodse Duitse anarchosyndicalist Rudolf Rocker besloot ze zich te engageren in de strijd voor de vrijheid, schouder aan schouder met de anarchisten, die ze tot aan haar dood trouw zou blijven. Aan de zijde van Rocker bleef ze deelnemen aan het sociale leven van de Joodse revolutionairen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd ze omwille van haar antimilitaristische en antinationalistische activiteiten gevangen genomen. Terug in Duitsland richtte ze de confederatie van revolutionair-syndicalistische vrouwen op (Syndikalistischer Frauenbund). ‘De vrouw is niet enkel de metgezel van de man in het privéleven,’ schreef ze, ‘ze is ook zijn kameraad met betrekking tot de ideeën en de strijd, want ze wordt onderworpen aan dezelfde onwaardige levensomstandigheden als haar man’ (4). Nadat ze in 1933 naar de Verenigde Staten geëmigreerd waren, woonden Milly en Rudolf in de anarchistische kolonie van Mohegan. Milly Witkop-Rocker stierf in 1955 in New York.

Rudolf Rocker en Milly Witkop

Hedwig Lachman was geboren in 1865 in Stolp, in Oost-Pommeren (momenteel Polen); haar vader was muziekleraar en was een Jood afkomstig uit Rusland. Het gezin vestigde zich in een dorpje in het zuiden van Duisland, Krumbach, waar haar vader de functie van rabbijn van de kleine gemeenschap uitoefende. Joden en christenen leefden in goede verstandhouding. Hedwig begaf zich vervolgens naar Berlijn waar ze bekend zou worden als dichteres en als vertaalster. In 1899 zou ze haar toekomstige echtgenoot ontmoeten, de Joodse anarchist Gustav Landauer, die ze een democratische opvatting van het Jodendom bijbracht. In tegenstelling tot Emma Goldman en tot Milly Witkop-Rocker zou Hadwig Landauer-Lachman aarzelen om zich aan te sluiten bij de anarchistische en feministische bewegingen in Duitsland, want ze wilde niet deelnemen aan de politieke strijd. Maar in haar gedichten en in haar brieven spreekt ze over het leven van de vrouw en over de valse ‘vluchthaven’ van het gezin. Tijdens de eerste jaren van hun relatie discussieerden Hedwig en Gustav Landauer vooral over het vraagstuk van het Jodendom en van de Joodse identiteit. In het Jodendom zochten ze een culturele inspiratiebron en libertaire perspectieven. Zoals men weet hebben de Joodse gemeenschappen in Oost-Europa, die niet geassimileerd waren en onderdrukt werden door de staten waarin ze zich bevonden, zich dikwijls ontwikkeld in staatloze structuren. Men zou zelfs kunnen zeggen dat Mozes zelf, die men kan beschouwen als de oprichter van de joodse Wet, een sociale ethiek geformuleerd had die erin bestond de ontvangst van de vreemdeling aan te moedigen, zich over het lot van de armen te bekommeren en de zwakken in bescherming te nemen, en Hedwig Landauer-Lachman hoopte deze ethiek in de eigentijdse wereld te kunnen overdragen. Zij noch haar man waren geïnteresseerd in de traditionele religie; ze wilden op basis van een niet-hiërarchisch en niet-institutioneel ‘Joods-zijn’ een levenswijze en een sociale cultuur grondvesten dat een nieuw elan moest geven aan het anarchisme en het een nieuwe adem verschaffen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog militeerde Hedwig Landauer-Lachman net als Milly Witkop-Rocker in de rangen van de antinationalistische antimilitaristen. Ze bekampte heftig de antisemitische fallocratie die zo karakteristiek was voor het Duitsland van die tijd, het clichée van de blonde Duitse held met de blauwe ogen als vijand van de kleine Joodse schlemiel met de bleke gelaatskleur. In haar beroemdste gedicht, ‘Met de overwonnenen’ (Mit den Besiegten), bekritiseert ze de band tussen militarisme en patriarchaat (5): ‘En mocht je ooit het gewicht van een voet in je nek ervaren / Trotseer dan de overwinnaar en zijn triomf.’ In 1918 werd Hedwig Landauer-Lachman ziek en ze stierf nog hetzelfde jaar, één jaar voor de moord op Gustav Landauer.

Hedwig Lachman

Emma Goldman, Milly Witkop-Rocker en Hedmig Landauer-Lachman waren volgens de matrilineaire definitie van het orthodoxe Jodendom Jodinnen omdat hun moeders Joods waren. Antisemitische staten verbanden hen naar het getto. Hun ouders waren allemaal orthodoxe en conservatieve religieuze joden uit Oost-Europa. Maar deze drie vrouwen gaven elk op een andere manier de traditie op. Emma zou weigeren toe te treden tot willekeurig welke godsdienst; haar Joods-zijn was van sentimentele aard en was vrij van nationalisme. Milly brak met het orthodoxe Jodendom en vond een nieuwe seculiere wereldvisie in het anarchosyndicalisme. Hedwig zou haar orthodox Jodendom omzetten tot een libertair messianisme. Volgens mij had hun engagement om de wereld van hiërarchie en onderdrukking te bevrijden drie peilers: de transformatie van de belevingswereld van de joodse godsdienst en van zijn matriarchale aspecten – denken we maar aan Sarah, Rebecca, Rachel, Ruth, Esther, Judith; de bevrijdende invloed van de Joodse sociale filosofie op de revolutionaire maatschappijverandering, en de kritiek van het patriarchaat van de christelijke kapitalistische maatschappij. Joodse anarchafeministen als Emma Goldman, Milly Witkop-Rocker en Hedwig Landauer-Lachman waren van mening dat de maatschappij niet enkel een wetstelsel, een repressieve structuur of een hiërarchische en op klassen gebaseerde productiesfeer vormde, maar ook een geheel van relaties tussen menselijke wezens: volgens hen moest elk revolutionair standpunt en elke revolutionaire strategie de liefde voor en de ontwikkeling van het menselijk leven in al haar diversiteit impliceren.

De stem van het Joodse anarchafeminisme werd al snel uitgeroeid door de genocide van de nazi’s waar het Joodse volk van Europa aan ten prooi viel. Maar ik denk dat het niet nutteloos is zich te verdiepen in de reflecties die ze oproept, en de biografieën, de werken en de briefwisseling van deze Joodse anarchistische vrouwen, wier leven ik hier beknopt geschetst heb, te bestuderen.

NOTEN:

  1. Emma Goldman, ‘Was my life worth living?’, Harper’s magazine, vol. 170, december 1934.
  2. Donna Farmer, ‘Emma Goldman. A voice for women?’, The Raven, nr 3, juli/september 1993, p. 257-284.
  3. Rudolf Rocker, Milly Witkop-Rocker [1956], Reprint Sanday 1981, p. 8.
  4. Milly Witkop-Rocker, Was will der Syndikalistischen Frauenbund?, Berlin 1923. Momenteel in Milly Witkop, Hertha Barwich, Aimée Köster u.a. (red.), Der Syndikalistischen Frauenbund, Münster: Unrast Verlag, 2007.
  5. Geciteerd in Birgit Seemann, ‘Mit den Besiegten’, Hedwig Lachmann (1865-1918), Deutsch-jüdische Schriftstellerin und Antimilitaristin, Lich/Hessen: Verlag Edition AV, 2012.
Advertentie
%d bloggers liken dit: